Jona.
Jona, Jona, sprak de Heere,
Ninevé moet zich bekeren,
want hun slechte, kwade daden
sloeg Ik al een tijdje gade.
Maar Jona was heel eigenwijs
en ondernam een andere reis,
weg van het aangezicht van God,
koos hij voor zijn eigen lot.
Maar op de boot ging het goed fout
en ieder vocht voor zijn behoud,
want God hanteerde een andere norm
en zorgde voor een grote storm!
Een ieder gilde naar zijn god
en wierpen samen toen het lot,
dat wees toen duidelijk Jona aan,
ze wilden zonder hem verder gaan.
Toen gooiden ze Jona in de zee,
de storm hield op, dat zat dus mee!
God beschikte een grote vis,
die had Jona op zijn dis!
Maar Jona vond het maar een plaag,
daar onder in de vis z'n maag!
Het zeewier zat al op zijn hoofd,
toen hij beterschap beloofd.
Maar God bedacht een ander plan
en zond een wurm die eten kan,
de boom verdorde vliegensvlug
en de zon brandde op Jona's rug!
Jona's rug werd heel erg rood
en hij verlangde naar de dood,
hij was kwaad op deze boom
en uitte dat zonder schroom.
God vroeg Jona naar zijn woedde,
maar Jona was niet op zijn hoedde
en God sprak Jona daarop aan,
wat had die wonderboom gedaan?
Jona liet die boom niet groeien,
evenmin liet hij hem bloeien,
in één nacht is die boom ontstaan
en in één nacht is die weer vergaan!
Dacht je dat Ik Ninevé, die grote stad,
met ruim 120.000 mensen vergeten had?
Die, al wonen ze in hun land,
geen verschil weten tussen hun hand?
Zó moest Jona God erkennen,
ja, hij moest er erg aan wennen,
dat Hij Genadig is en Trouw
en Jona had toen echt berouw!
En zó heeft Jona mogen leren,
dat ook hij zich moest bekeren,
van al zijn eigengereide wegen,
want daarop ruste echt geen zegen!
Els Hengstman-van Olst.